Het is de middag van oudjaarsdag, ik rijd rustig over een landweggetje naar het carbidschieten, wat even verderop in het weiland is toegestaan. Het begint al wat te schemeren. Opeens zie ik een vuurtje branden op de weg. Dichterbij gekomen staat er een auto naast het vuurtje met een man erin die zoals het lijkt druk aan het praten is tegen de vuurstokers. Zodra wij aan komen rijdt hij iets verder en zet zijn auto neer. Ik ben dol op vuur dus ik stop pal naast het vuurtje. Een drietal opgeschoten jongens staat erbij. Ze ogen erg gewoontjes en misschien zelfs wel wat braaf. Ik draai m’n raam naar beneden en zeg lachend: ’Dat is een mooi vuurtje jongens, ziet er goed uit. Lekker warm ook’. Ik laat een moment van stilte vallen en zeg vervolgens, nog steeds lachend, ‘misschien wel wat een onhandige plek zo’n fikkie half op de weg. Sommige mensen vinden het vast eng om langs dit vuurtje te rijden en daar komt bij dat het asfalt er ook niet zo goed tegen kan. Wisten jullie dat? Er is vast een betere en veiligere plek om een oudjaar vuur te stoken. Wat vinden jullie?’
Een van de jongens kijkt me stomverbaasd aan en zegt ‘Bent u niet boos? Moet u eens met die man in die auto hiervoor praten, die is hartstikke boos op ons. We willen het heus wel uitmaken hoor. Het brandt niet lang meer en gaat zo vanzelf uit’.
Ik trek mijn wenkbrauwen even op en lach hem toe. ’Hoezo moet ik dan boos zijn?’ Intussen was de man, een lokale hoogwaardigheidsbekleder, uit de auto voor ons uitgestapt en begon de jongens weer op boze toon aan te spreken. ‘Waar zijn jullie mee bezig, dit lijkt nergens naar. Weet je wel hoe duur asfalt is? Dat gaat helemaal kapot.’ De grootste jongen kijkt met een beteuterd gezicht naar de man. De beide andere jongens trekken zich nergens iets van aan en steken nog even een rotje af. Gelukkig voor de boze mijnheer halen de jongens verder hun schouders op en doven het vuurtje. Mij kijken ze even aan met een blik van verstandhouding en naar de boze mijnheer gaat een blik van minachting.
Ik schud even met mijn hoofd en bedenk me dat deze man geluk heeft dat het niet een groepje jongeren betreft die minder tolerant en braaf zijn of die al wat drank op hadden. Zijn boosheid en ondertoon van agressie had gemakkelijk agressie kunnen oproepen.
Door de jongens op een andere manier te benaderen, met een glimlach en begrip voor hun behoefte om een vuurtje te stoken kreeg ik de blik van verstandhouding. Tja en dat een weg wat minder geschikt is om een vuurtje te stoken, bedenkt een stel opgeschoten knapen zich echt niet , vooral niet op oudjaarsdag.
Ik realiseer me dat er regelmatig gevallen van agressie zullen zijn die onbedoeld opgeroepen worden door goedbedoelende mensen, die menen hun burgerplicht te moeten doen. Helaas weten ze niet altijd de juiste toon aan te slaan en werkt hun ingrijpen contraproductief. Ze beroepen zich op hun volwassenheid, autoriteit of macht. Helaas voor hun werkt dat niet meer vanzelfsprekend in onze samenleving.
Gelukkig maar, want dat betekent dat we aardig op weg zijn naar gelijkwaardigheid in onze samenleving. Het is wel zo dat gelijkwaardigheid een volstrekt andere manier van benaderen vraagt. In plaats van boos te worden of macht uit te oefenen zal je een beroep moeten doen op het inlevingsvermogen en de verantwoordelijkheid van de ander. In de meeste gevallen zal de aangesprokene dan ervaren dat je een medestander bent die je attendeert op iets wat in beider belang is. Boosheid en machtsuitoefening roept tegenstand en weerstand op, omdat je je tegenover de ander plaatst en niet naast de ander gaat staan.
Het vraagt een forse omslag in denken en doen om dit te realiseren. Een mooie en uitdagende opgave voor het nieuwe jaar.